Ik heb al langere tijd moeite met de mindset theorie. Het is niet zo dat ik de invloed van onze overtuigingen onderschat. Ik heb vooral moeite met de manier waarop het probleem hierdoor weer bij het individu gelegd wordt. Overtuigingen ontstaan vanuit gevoelens en komen voort uit ervaringen en ontstaan in wisselwerking met de omgeving.
Wanneer je kijkt naar het proces van motivatie naar prestatie, dan zie je dat motivatie van heel veel verschillende factoren afhangt en er sprake is van onderlinge beïnvloeding. De belangrijkste elementen die de motivatie beïnvloeden hebben te maken met autonomie, competentie, verbinding, de omgeving, overtuigingen, vermijding, gevoelens en gebrek aan zelfkennis en zingeving. De aanpak binnen het onderwijs richt zich vaak op het gedrag en soms op overtuigingen.
De Mindset theorie sluit mooi aan op het inzicht dat men heeft gekregen wat betreft het belang van overtuigingen en heeft dan ook een enorme vlucht genomen. De theorie en haar werkvormen worden veelvuldig ingezet door coaches, maar ook steeds vaker op scholen. Attributie is ook het makkelijkste te beïnvloeden.
Degene die met mindset werken hebben echter niet altijd in de gaten wat de samenhang is tussen attributie en coping. De attributietheorie gaat uit van causale verbanden. Hierbij speelt sociale perceptie een rol als het gaat om het gedrag van anderen en zelfperceptie als het gaat om ons eigen gedrag. Dit zoekproces doet zich vooral voor bij belangrijke en bij onverwachte resultaten.
Bij zelfperceptie hecht men meer waarde aan externe oorzaken en bij sociale perceptie is het andersom. We zijn dus op een subjectieve manier bezig met het overeind houden van onze eigenwaarde. We zoeken antwoorden in oorzaak en gevolg, niet in de betekenis die het voor ons heeft.
Het mechanicisme, het oorzaak en gevolg denken, ordent gebeurtenissen in een lineaire tijdsvolgorde: dít gebeurt eerst, met dát als consequentie. Dingen gebeuren omdat er krachten worden uitgeoefend. Mensen worden in een aantal opzichten gezien als machines. Een probleem met deze manier van kijken is dat de werkelijkheid te veel wordt versimpeld. Bovendien leidt deze benadering makkelijk tot belemmering voor een gevoel van vrijheid en het daarbij behorende eigen initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel.
Als je uit gaat van de maakbaarheid van de identiteit, persoonlijkheid en mindset dan past dat dit niet bij het oorzaak en gevolg denken. Een contextuele benadering is dan logischer met methoden en instrumenten die er meer op gericht zijn mensen meerdere (ontwikkelings-)perspectieven te laten zien, waardoor er vernieuwing en heroriëntatie kan ontstaan.
Het meer toepassen van actieve coping lijkt gerelateerd te zijn aan een hogere eigenwaarde. Er blijkt daarentegen dat er over tijd ineens een negatieve samenhang tussen actieve coping en eigenwaarde ontstaat. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat naarmate de jongeren langer het gevoel krijgen dat actieve coping in veel omstandigheden niet werkt ze hierdoor gefrustreerd kunnen raken en daardoor een negatievere eigenwaarde ontwikkelen. Hier zien we dus een duidelijk verband met de omgeving.
Greve en Enzmann (2003) geven weer dat een actieve coping stijl niet altijd mogelijk is binnen bepaalde situaties. Jongeren kunnen het gevoel krijgen geen invloed te hebben en dit kan weer samenhangen met een negatieve eigenwaarde (Howerton en Van Gundy,2009). Er is een negatief verband gevonden tussen passieve coping en eigenwaarde. Dit betekent dat wanneer de jongeren minder passieve coping vaardigheden toepassen, de eigenwaarde stijgt. Ondersteuning, coping en eigenwaarde. Op langere termijn ontstaat er een positief verband tussen ondersteuning en eigenwaarde. Leary et al. (1995) beweren dat de eigenwaarde van jongeren die zich gehoord en gesteund voelen positiever is. (*1)
Wanneer jongeren in eerste instantie ervaren dat ze zelf het probleem niet op kunnen lossen, zal dit resulteren in het gebruik van meer passieve coping stijlen. Ondersteuning en actieve coping hangen positief met elkaar samen over tijd. Jongeren voelen zich sterker doordat ze zich gesteund voelen (Van der Helm et al., 2009; Van der Helm et al., 2010), daardoor kan het zo zijn dat ze op den duur minder passieve coping laten zien, terwijl ze meer actieve coping blijven gebruiken. Jongeren die zich niet gesteund voelen laten meer passieve coping zien. (*1)
De nadruk bij de mindset is sterk gericht op het gedrag en op het denken! Hoe denk ik mijzelf, door verandering van overtuigingen en positieve gedachten, uit de comfort-zone. (sterk gechargeerd natuurlijk) Dus we gaan van denken meteen naar doen. Zelfs door doen, naar denken. Heb lef! Durf fouten te maken!
We proberen overtuigingen te beïnvloeden die hun oorsprong hebben in gevoelens. Men gaat hier dus voorbij aan de onderliggende laag. De gevoelens en het inzicht in de zelfbeschermingsmechanismen. Wat is voor mij van betekenis en wie ben ik?! Hierbij speelt niet alleen het heden een belangrijke rol, maar ook ons verleden en zelfs de toekomst. Het is belangrijk dat we bij de aanpak van belemmeringen uitgaan van de gehele context.
Hoogbegaafde kinderen en jongeren lopen op school regelmatig tegen problemen aan. Dit leidt vaak tot eenzaamheid, identiteitsproblemen en een laag zelfbeeld. De oorzaken van de conflicten liggen vooral in problemen rondom rechtvaardigheid, kwetsbaarheid, autonomie, anders voelen, problemen met regels en procedures en pesten. Het gedrag van de leerling wordt als probleem gezien. Het kind moet veranderen. Vaak worden op verschillende manieren coping stijlen aangeboden en aangeleerd. Een kind kan hierdoor flink beschadigd raken. Er wordt voorbij gegaan aan de oorzaken, de onderliggende onvrede, het gemis en de pijn.
Om dit dan meteen even breder te trekken: Onderpresteren voorkomen doe je dus niet alleen door cognitieve uitdaging, maar vooral door een passende omgeving, waar je gezien wordt en begrepen wordt. Dat vraagt om kennis bij leerkrachten en om Peers. Daarnaast vraagt het brede kennis van wat hoogbegaafdheid eigenlijk is en het stimuleren van inzicht bij kinderen in de eigen gevoelswereld en het ontwikkelen van emotioneel vocabulaire. Een stevige basis voor een identiteitsontwikkeling waarbij ‘anders zijn’ op een positieve manier centraal staat!
Dweck beschrijft in haar boek ‘Mindset de weg naar een succesvol leven’ ook dat het haar opvalt dat mensen met een groei-mindset zelfinzicht hebben en een reëel beeld van hun capaciteiten en beperkingen. Ze laat zien dat de statische mindset bij adolescenten ook ingezet wordt als zelfbescherming. Zelfkennis en metacognitie lijken aan de basis te liggen van een groei-mindset. Een reëel zelfbeeld ontstaat in wisselwerking met een passende omgeving.
De mindset benadering vraagt dus niet alleen om een individuele, gedrags veranderende benadering, maar juist om een contextuele benadering. Het gaat niet alleen om intelligentie, maar dat wij uitgaan van een mensbeeld dat iedereen van nature groeigericht en actief is. Dat persoonlijkheid en identiteit geen vaste gegevens zijn.
Dat vraagt om een omgeving die stimulerend is en een andere kijk op belemmeringen. Juist bij adolescenten die de zoektocht doormaken naar wie ben ik nu eigenlijk en wie wil ik zijn vraagt dat om een veilige omgeving en goede begeleiding. Ze hebben vaak al een heel arsenaal aan negatieve ervaringen en afwijzing in hun rugzak.
Vertrouwen, autonomie en initiatief leiden tot succes. Wantrouwen, schaamte, twijfel, schuldgevoel en minderwaardigheid belemmeren de ontwikkeling. Een onderwijscultuur die gericht is op controle, sturing en prestaties werkt een fixed-mindset alleen maar in de hand. De prestatiedruk veroorzaakt stress en faalangst. Je kunt kinderen alleen leren dat fouten maken bij het leerproces hoort in een veilige, leergerichte omgeving, waar je niet meteen afgerekend wordt op een laag cijfer.
Het vraagt niet alleen om een andere benadering, maar om een ander vocabulaire. Het veranderen en het in stand houden van een mindset is een complex, cultureel en psychologisch proces. De woorden die we met elkaar gebruiken verraden in veel gevallen de onderliggende mindset.
Meer dan twintig jaar geleden werd de hulpverlening al onder het mom van kwaliteitsverbetering blootgesteld aan opbrengstgericht denken, een verkapte vorm van bezuinigingsmaatregelen die uiteindelijk vooral voor veel administratie en ellende heeft gezorgd. Hoe dit bedrijfsdenken zich ook in het onderwijs heeft gevestigd, kwam ik zeer goed omschreven in een ander blog tegen:
Een aantal typische onderwijstermen, die rechtstreeks afgeleid zijn uit het mechanische denken. Die ook, iedere keer dat ze worden gebruikt, die mechanische fixed-mindset bevestigen. (*2)
Opbrengst – een economische term. Deze wordt gebruikt voor het verschil tussen de totale waarde van iets, en de kosten die er voor gemaakt zijn;
Eigenaarschap – een economische term. Met deze term wordt bezit aangeduid; de waarde daarvan en de verantwoordelijkheid daarvoor;
Aansturing – een bedrijfskundige term. Met dit woord wordt de energie die in mensen wordt gestopt met een beoogt resultaat aangeduid;
Instructie – een technische term. Het gaat om de uitleg die iemand (of een computer) nodig heeft om een procedure uit te kunnen voeren.
Iedere keer dat één van deze woorden wordt gebruikt, en de lijst is vrij gemakkelijk uit te breiden, wordt een fixed-mindset gecommuniceerd. Wil je dus naar een groei mindset bewegen, dan zal je ook op zoek moeten gaan naar andere termen.
Een verandering van mindset vraagt dus in eerste instantie iets van onszelf!
Lees ook verder over leren of presteren
bron (*1): Het effect van geslotenheid op Eigenwaarde en Coping van adolescenten en de rol van responsieve en ondersteunende groepsleiders, masterscriptie Yvonne Rosema
bron (*2): Een Groei Mindset in een omgeving gericht op resultaat : mijnIDnu